Klassieke projectfinanciering bestaat niet meer

Zuivere projectfinanciering wordt zeldzaam in de duurzame energiesector. Banken eisen steeds vaker garanties buiten het project om: bij de investerende partijen, bij de overheid, bij leveranciers.

Dat zegt Jan-Willem König, directeur van het Limburgs Energie Fonds. ‘De bank en de ondernemer in duurzame energie spreken elkaars taal niet meer.’
Dit interview door Geert Dekker verscheen eerder op FD Energie Pro.

Hoe heerlijk eenvoudig was het in die goeie ouwe tijd. Meer elektriciteit nodig? Het energiebedrijf stampte wel een nieuwe centrale uit de grond. Financiering geen probleem : als het uit eigen middelen niet lukte, dan stond de bank klaar met een nieuw krediet. Risico vrijwel nul, want mocht het onverhoopt misgaan met die nieuwe centrale, dan was daar altijd nog de rest van dat heel grote energiebedrijf om de schade op te verhalen.

Exit goeie ouwe tijd. Ten eerste: transitie. Het gaat niet om meer elektriciteit, het gaat om het anders opwekken van elektriciteit. Ten tweede: het zijn niet ‘de’ energiebedrijven die voorop lopen in die transitie – want die snakken financieel naar adem en willen hun eigen traditionele centrales geen concurrentie aandoen.

Deze omstandigheden creëren een financieringsprobleem : banken zijn huiverachtig, want weg is je eendimensionale zekerheid van meer, meer, meer en weg is je onderpand. En toch staan daar die reusachtige windmolens, liggen daar die uitgestrekte velden zonnepanelen en wordt er geïnvesteerd in biomassa en andere duurzame alternatieven: hoe worden die dan eigenlijk betaald?

Ze betalen zichzelf. Projectfinanciering is het toverwoord. De laatste jaren nam het een v lucht en nu is het standaard: vrijwel elke partij die investeert in duurzame energie – met eigen of met vreemd vermogen – heeft alleen het betreffende project als onderpand en alleen de opbrengsten uit dát project als kapitaalvergoeding. Riskanter dan voorheen en bewerkelijker dan voorheen, bijvoorbeeld door de juridische aspecten van de afspraken tussen de verschillende  financiers.

Oude standaarden
En het wordt nog bewerkelijker. Dat stelt in ieder geval Jan-Willem König, directeur van het Limburgs Energie Fonds. ‘De standaarden die werden gevestigd in het begin van deze eeuw voldoen niet meer’, constateert König (36), die onder meer werkte als adviseur corporate finance bij Kempen & Co voordat hij een kleine vijf jaar geleden Groenvermogen oprichtte, en vervolgens driejaar later Finquiddity Vermogensbeheer.

‘Nieuwe partijen en nieuwe financieringsvorm en doen hun intrede.’ De grootste veranderingen doen zich voor in ‘het gat’ dat de financiële en economische crisis sloeg in de financiering van duurzame energieprojecten. ‘Voorheen kon 75 procent uit bancair krediet gefinancierd worden. Dat is nu teruggebracht naar ongeveer 60 procent. Maar ondernemers in projecten die eerst 25 procent van de investering als eigen vermogen inbrachten, hebben niet zomaar 15 procent extra risicokapitaal op de plank liggen’, aldus König.

Banken financieren niet alleen een kleiner deel van projecten, ze doen dat ook tegen (iets) hogere tarieven en onder striktere voorwaarden, signaleert König. ‘Projectfinanciering bestaat feitelijk niet meer. In naam heet het nog wel zo, maar banken zoeken en eisen wel degelijk garanties buiten het project om: bij de deelnemende partijen, bij leveranciers, bij de overheid of bij de afnemers van het project.’ Die extra eisen – waaraan de markt overigens wel aan het wennen is, zegt König – dragen bij aan de om vang van het financieringsgat.

Miljarden verslindend
Banken zijn niet de enige die zich (onder meer) tot de overheid wenden voor ondersteuning, ook de deelnemende partijen doen dat. Het zijn met name de provinciale energiefondsen die daarop inspringen. Enkele werden de afgelopen jaren al opgericht, een aantal staat nu in de startblokken. ‘In totaal gaat het om een bedrag van ruim een half miljard euro dat provincies beschikbaar hebben voor duurzame energieprojecten’, zegt König, die zelf met het Limburgs Energie Fonds een van de kleinere fondsen onder beheer heeft.

‘Niet gericht dus op zulke projecten als de miljarden verslindende offshore windparken, maar op de kleinere en innovatievere projecten zoals in energiebesparing, biomassa en recycling.’ Grotere fondsen zijn die van Overijssel (250 miljoen), Noord-Holland (85 miljoen) en het fonds van Noord-Brabant (60 miljoen), dat na de zomer start.

Juist in deze innovatieve niche doet het genoemde gat zich zwaar gelden, weet König. ‘Daar zie je dat de ondernemer en de bank elkaars taal niet meer spreken. Bij de bank zijn veel relatiemanagers vervangen door risicoanalisten en de enthousiaste ondernemer krijgt in een gesprek over financiering alleen maar negatieve vragen voorgelegd.’

Hij vervolgt: ‘Men probeert innovatieve ideeën in de mal te passen van bestaande projecten in wind- en zonne-energie, maar die oude standaarden voldoen niet meer. Dat ontneemt de ondernemer op een gegeven moment de motivatie de bank nog als een serieuze partner te beschouwen.’ In combinatie met de omvang van projecten (bescheiden) en de aard van de technologie (nieuw) leidt dat al gauw tot een afwijzing.

Revolverend

Dat ligt anders voor de provinciale energiefondsen, legt König uit. Het zijn weliswaar revolverende fondsen en de financiering moet – om niet de status van staatssteun te krijgen – tegen zakelijke tarieven worden afgesloten, maar tot nu toe leert de praktijk dat deze fondsen veel flexibeler kunnen zijn dan banken. Alleen wordt het financieringstraject er niet eenvoudiger op.

König: ‘De flexibiliteit zit ‘m in het feit dat het niet alleen om krediet gaat. Diverse fondsen bieden ook aandelenparticipaties aan en bepaalde mengvormen van vreemd en eigen vermogen, zoals achtergestelde leningen. Soms behoren garanties tot de mogelijkheden.’

Een tweede element van flexibiliteit is dat omvang niet een bepalende factor is. Terwijl er banken zijn die (project)financieringsaanvragen pas in behandeling nemen vanaf 50 miljoen euro, verdiepen sommige provinciale energiefondsen zich ook in aanvragen die enkele tienduizenden euro’s betreffen. ‘Waarmee relatief veel tijd en moeite gaat zitten in de beoordeling van de technische aspecten. Het gaat vaak om technologieën die zich nog niet helemaal bewezen hebben, vooral in circulaire economie en koolstofarme projecten.’

Subsidie is uit

Uitgaande van een financieringsgat van 20 procent gaat König ervan uit dat de half miljard ‘provinciale’ euro’s de komende jaren voor ongeveer 2,5 miljard euro aan duurzame energieprojecten zullen uitlokken. ‘Deze fondsen zijn voorlopig niet meer weg te denken. Ging het voorheen om ondernemer en bank en kon je eventueel bij de overheid nog wat subsidie krijgen, nu gaat het vrijwel altijd om de driehoek ondernemer, fonds én bank. Subsidie is uit, financiering is in.’

Idealiter ziet König na een paar jaar institutionele beleggers delen van de portefeuille van deze fondsen overnemen, waardoor geld beschikbaar blijft voor nieuwe projecten. ‘Projecten die een track record hebben opgebouwd en stabiele rendementen genereren, die hoeven niet meer door de provincie gefinancierd te worden.’

Pensioenfondsen en verzekeraars stappen nu niet in deze markt om dat zij niet kennis in huis hebben om de risico’s te managen. ‘Een pensioenfonds is niet geëquipeerd om bijvoorbeeld de transitie van bouw naar beheer goed te laten verlopen, of om te beoordelen wat er gebeurt als het afvalplastic dat een recycle-installatie ingaat, sterk verontreinigd is.’ Bovendien wil een institutionele belegger ‘massa’. ‘De grote pensioenfondsen zijn niet geïnteresseerd in een fonds van een paar miljoen euro.’

Ontspannen

Die massa is straks echter wel beschikbaar en dat is een van de redenen dat König niet pessimistisch is over het perspectief voor de ‘veilige’ kant van financiering. ‘Ik neem aan dat ook de banken de komende jaren een meer ontspannen blik krijgen op het midden- en kleinbedrijf. De striktheid na de kredietcrisis beschouw ik als een overreactie.’

Bottleneck zal eerder zijn of ook risicokapitaal voldoende voorhanden zal zijn. Wat dat betreft verwacht König veel van de energiefondsen, maar ook van nieuwe concepten zoals crowdfunding, ook al zal de bijdrage daarvan beperkt blijven, gezien het gelimiteerde vermogen van de particulier. ‘Ook zullen de spelregels voor crowdfunding nog moeten uitkristalliseren. Maar in principe is het veelbelovend: concrete projecten, duurzaam, een interessant beleggingsobject voor particulieren.’